Op de grens van zomerstop en het nieuwe seizoen is het vandaag opnieuw Hein Meurs die ons van een zomercolumn voorziet. Hein is een rasechte Brabander die zich lange tijd in heeft gezet tegen het WK in Qatar. Velen kennen hem als @mazuro op Twitter. Maar ook onder @voetblah laat hij zich regelmatig gelden.

Daarnaast is Meurs eindredacteur voor het populaire magazine Staantribune. Voor ons wist Meurs opnieuw een gaatje te maken in zijn overvolle voetbalagenda en deelt hij zijn visie op het WK voor vrouwen met ons in deze mooie zomercolumn.

Moeten we het over vrouwenvoetbal hebben? Ook als ik weet dat velen nu meteen afhaken? Maar ja, als je een liefhebber bent van vrouwen én van voetbal… 

Het WK vrouwenvoetbal vindt dit jaar plaats in Australië en Nieuw-Zeeland. Dus nogal eens op onchristelijke speeltijden voor de Europese kijkers. Niet bepaald bevorderlijk voor de animo, ook al kun je het dan later terugkijken. Zelfs als je de uitslag niet weet, blijft dat toch surrogaat en minder spannend. Je wilt die geniale actie, die fabuleuze redding, die briljante pass, dat formidabele doelpunt, die afgrijselijke blunder en die belachelijk gegeven rode kaart meebeleven op het moment dat het gebeurt. Terugkijken heeft iets tweedehands, iets aftands, iets besmuikts; je kijkt stiekem naar iets wat al voorbij is, ook al zie jij het voor de eerste keer.  

En ja, de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik mij gedurende de eerste rondes van het toernooi regelmatig zo heb gevoeld. Mijn smoes daarvoor luidt dat ik mij aanvankelijk vooral heb gericht op het spelpeil en minder op de beleving vanwege de groepsfase. Vanwege de te verwachten grote krachtsverschillen. De knock-outfase is nu eenmaal veel spannender, meer aan elkaar gewaagd  en rijp voor verrassingen. Menig kanshebber sneuvelde vroegtijdig, met de grootmachten VS en Duitsland voorop.  

De top is onmiskenbaar breder geworden en waar eerder Amerika en Scandinavië ‘the places to be’ waren voor voetbalvrouwen, daar spelen tegenwoordig bijna alle toppers in Engeland, Duitsland, Spanje en Frankrijk. Net als bij de mannen zit daar het meeste geld. En is het dus slechts een kwestie van tijd dat de oliesjeiks aan de poort van het vrouwenvoetbal gaan rammelen. In hun eigen land hebben vrouwen geen bal te zeggen, maar in het kader van sportswashing en soft power gooien ze maar al te graag nog wat olie op het vuur. 

Voetbalvrouwen zijn net mensen en vrouwenvoetbal is een teamsport als alle andere. Soms spannend, verrassend, meeslepend en zenuwslopend, maar vaker doodsaai, voorspelbaar, ergerniswekkend en tenenkrommend. Met een aantal attractieve natuurtalenten en imponerende krachtpatsers, maar nog veel meer inwisselbare, goedwillende, doch minder bedeelde meelopers. Soms op het meelijwekkende af, zoals nogal wat doelvrouwen, een paar uitblinkers daargelaten. Keepen is in het vrouwenvoetbal een in het oog springend onderontwikkeld vak. Nauwelijks het niveau ontstegen waarbij wij vroeger degenen die helemaal niet konden voetballen uit arren moede maar tussen de jassen in lieten plaatsnemen. Het levert soms gênant kolderieke taferelen op. Dat een paar terugspeelballen op hilarische wijze tot doelpunt promoveerden, was dan weer verdedigers aan te rekenen, die zondigden tegen een van de allereerste basisregels om nooit een bal tussen de doelpalen terug te spelen. 

Toch toont dit WK aan dat het vrouwenvoetbal duidelijk in de lift zit. Technisch, tactisch en fysiek wint het zienderogen aan kwaliteit. Zolang je het maar op eigen merites beschouwt en de verleiding weerstaat om het met mannenvoetbal te vergelijken. Natuurlijk zullen de kolderieke situaties afnemen, gaat het keepersvak serieuzer genomen worden en gaan we veel meer gespecialiseerde verdedigers zien in plaats van afgedankte aanvallers of middenvelders die min of meer uit nood achterin zijn geposteerd. Of zij die vanwege hun postuur de tegenstander ontzag moeten inboezemen. (..) 

Dan zullen ook amateuristische zaken zoals de ongeschikte trainingsaccommodaties die Oranje toebedeeld kreeg, achterwege blijven. En zullen de speeltijden dusdanig zijn dat nergens ter wereld iemand zijn nachtrust hoeft op te offeren om live te kunnen kijken. Maar ondanks deze professionalisering en optimalisering zal vrouwenvoetbal altijd een sport op zich zijn en blijven en ook als zodanig beoordeeld dienen te worden. Zoals al sinds jaar en dag het geval is met hockey, zwemmen, turnen, atletiek, om maar een dwarsstraat te noemen. Niemand vergelijkt Sifan Hassan met Kenenisa Bekele of Simone Biles met Kohei Uchimura. 

Nederland stelde teleur, ook al willen coach Andries Jonker, de vrouwen zelf en de meeste media ons anders doen geloven. De afstand met de toplanden zou kleiner zijn geworden, maar ik zag en zie dat niet. Dit elftal leunde nog steeds op the usual suspects met al hun bekende kwaliteiten en gebreken. De lyriek over Esmee Brugts vond ik nogal overdreven, hoe fraai haar beide, vrijwel identieke doelpunten tegen Vietnam ook waren. Haar verdere bijdragen beperkten zich merendeels tot nogal wat onnodig balverlies en risicoloze, vooral tempoloze breedtepasses. De ‘vondst’ van Jonker om haar en Pelova als wingbacks en Spitse als passer van achter uit in een 3-5-2 formatie te posteren, rendeerde slechts optimaal tegen een uiterst zwak Vietnam. Tegen de overige tegenstanders kwam de verdedigende kwetsbaarheid duidelijk aan het licht en overschatte Jonker zichzelf en zijn discipelen.  

Hij had moeten beseffen dat al in de duels met Portugal, de VS en Zuid-Afrika zijn ploeg defensief te wankel was en parasiteerde op de krachtpatsers Van der Gragt en Janssen en op het herstelwerk van Groenen en Van der Donk. De laatste twee werden regelmatig overvraagd en overdonderd, met de rode kaart van Daantje als onherstelbaar gevolg. Was Jonker realistischer geweest, dan had-ie zijn formatie tegen Spanje aangepast vanuit dit besef en niet gepocht met ‘wij willen altijd de bal hebben, daar zijn we goed in’. Want Spanje wil(de) dat ook en is en was hier bovendien beduidend beter in. Pas toen dit in het veld niet meer te ontkennen viel, paste Jonker zijn formatie aan, gelijk aan zijn alter ego Van Gaal op de WK’s van 2014 en 2022. Japan had nota bene al eerder laten zien hoe Spanje te bestrijden. Dus nee, Oranje is niet dichter bij de top gekomen, maar andere landen zijn dichter bij Oranje gekomen of zelfs voorbijgestreefd.  

Inmiddels zijn de kwart- en halve finales gespeeld, die vooral hun attractiviteit ontleenden aan spannende slotfases, krampachtige, zenuwslopende verlengingen en bloedstollende strafschoppenseries. De Matildas profiteerden bijna optimaal van het thuisvoordeel in de rug, Spanje bewees andermaal over de meeste technische kwaliteiten en finesses te beschikken en mag in de finale opnieuw proberen om hiermee, na de Zweedse fysieke furie, de Engelse krachtcentrale te weerstaan. 

Hoezeer ik het Sarina Wiegman ook gun om in haar tweede WK-finale op rij de titel te pakken, hoop ik toch dat het betere voetbal van Spanje zal prevaleren en triomferen. In de hoop dat andere landen ook meer zullen gaan investeren in verbetering en verfijning van de balbehandeling en het positiespel. Dat ze niet in de val trappen van zich teveel richten op het fysieke, atletische aspect. Dat men zich meer gaat toeleggen op de bal- en handelingssnelheid dan op de loopsnelheid.  

En dat heel veel meisjes over de hele wereld zich gaan spiegelen aan Teresa Abelleira Dueñas, de Spaanse spelverdeelster en in mijn ogen beste speelster van het WK vrouwenvoetbal 2023. 

Vorig artikelAdelaarsoog op Volendam thuis
Volgend artikelGoede eerste helft basis eerste competitiewinst Go Ahead Eagles