Wekelijks delen vier bekende Deventenaren, met rood gele roots, hun visie op Go Ahead Eagles en meer. Robert Heukels, Gerard Somer, Erdal Ascipinar en Roy Beumer wisselen elkaar wekelijks af met een eigen column over hun cluppie. Ditmaal is het de beurt aan Robert Heukels.

Het grote verlangen van WIJ, Kowet

Ik zag de derde en laatste aflevering van Home of Eus. Ik vond het allemaal een beetje tegenvallen. Leuk dat er beelden van binnenuit waren, maar je had geen moment het gevoel dat je meekreeg hoe het echt in de club zit. De rauwe eerlijkheid van vorig jaar, toen iedereen op de pijnbank ging en zei waar het op stond, ontbrak dit keer. Veel tevredenheid dat het zoveel beter ging dan toen. Dat voelde een beetje als een zwaktebod. Hoe zat het met de ambitie, de visie, de toekomst? Waar gaat onze club heen, met wie en welk doel?

John Stegeman had in het geheel een wat moeizame rol en Özcan Akyol, Eus, prikte daar op een gegeven moment terecht doorheen. ‘Je praat steeds over ‘ze’, is het niet ‘we’?’ vroeg hij en Stegeman lachte moeizaam: ‘Maar ik ben toch een passant?’

Na de laatste wedstrijd van het seizoen kauwde de trainer zijn chagrijn met moeite weg toen er een behoorlijk vervelende verslaggever van RTV Oost voor zijn neus stond. Geagiteerd poneerde Stegeman de zin ‘Wat zijn ze hier gewend dan?’ toen de uiteindelijk teleurstellende vijfde plek ter sprake kwam. Weer dat ‘ze’. Door mijn hoofd schoten de namen van Promes, Ten Hag, Kolder, Falkenburg, Vriends, De Kogel, Chirivella en Crowley, die recent nog hoofdrollen speelden in de heen-en-weer die Go Ahead was. Toegegeven, er zat recent een zeer beroerd seizoen tussen met Vlemmings en Van Staa, maar de neiging de laatste jaren als complete rampen neer te zetten, ik word er een beetje moe van. Het is echt niet zo dat we ‘ineens’ een geweldig seizoen afgeleverd hebben, zoals het ook ridicuul is om nu somber te doen over de vijfde plaats. Het is prima. Een zeven plus.

Stegeman heeft gedaan wat hij moest doen. Met Bosvelt, Heering en de anderen een fundament neergezet van stevige, typische eerste divisie spelers, met ervaring en wilskracht, jongens die samen een echt team kunnen vormen en allemaal een droom delen: die ene kans op het beloofde land, de eredivisie. Razendsnel was die trein op de rit gezet en de eerste seizoenshelft was een huzarenstuk. Met slechts tien volwaardige spelers zo lang eerste staan, dat was ongelooflijk knap.

Stegeman bracht vertrouwen terug, hoop, goed voetbal zelfs. Maar de manier waarop de ommekeer was bewerkstelligd had een keerzijde. Als je een team bouwt met jongens die betrekkelijk oud zijn, is doorgroeien lastig. In de selectie zaten geen hongerige jongeren die voor concurrentie zorgden, de boel opschudden, de vermoeide toppers eruit wilden speelden. Een erfenis, ook een keuze. In de winterstop was er een kans. Risico nemen, goede, jonge gasten huren wellicht. Het bleef beperkt tot de komst van een frivole linksbuiten die uitstekend kan rappen, maar die heel weinig speelminuten gegund lijkt. Stegeman bleef loyaal naar de helden van het begin. Maar zoals al die spelers al jarenlang bewijzen: een heel seizoen pieken kunnen ze eenvoudigweg niet, die tank is te klein, die druk is te groot.

Niet erg. Maar je moet wel door maanden chagrijn heen. Weer verliezen. Weer teveel goals tegen. Weer zo moeilijk tot scoren komen. Weer een domme kaart, weer een persoonlijke blunder. Weer wat meer twijfel, zijn we wel zo goed. De trainer zei altijd al van niet. Is dit zijn gelijk?

Stegeman moet nu terug naar de blauwdruk. Er begint een nieuwe competitie, de play offs. Alles en iedereen weer op nul. Dankzij Ajax extra veel tijd tot rust te komen, het hoofd fris, het lijf fit, het is zo ontzettend belangrijk. De tanks kunnen zich weer opladen.

Het geluk van het moment, nogmaals, dankzij Ajax en de KNVB. En dan kun je zomaar het weer opbouwen, de herinnering aan de heldendaden van het begin oproepen. Bosz weer laten voelen hoe fijn een pass over zestig meter is. Verheydt weer laten voelen hoe een kaats op maat gaat, Bakx weer laten tikken met Van der Venne, Stans weer de baas laten zijn, Veldmate de bevlogen aanvoerder, Van Moorsel weer de frisse aanvaller die de bal net wel goed kan raken. Want raken kunnen we ze heus. Weten we nog, die thuiswedstrijden tegen Jong Ajax, Cambuur, Roda, man, wat waren we goed. Onlangs nog tegen MVV en Twente: als iedereen rent, wie maakt ons wat? Dat uitduel tegen Almere: indrukwekkend natuurlijk, die tweede helft bij Cambuur uit: ijzersterk, twee keer een helft lang tegen NEC belachelijk goed en dominant gevoetbald. Het zit er allemaal nog, dit is dezelfde ploeg.

De kracht (steeds dezelfde basis) is de zwakte, de zwakte is gebleken toen het van 1, via 2, naar 3 en uiteindelijk 5 ging. Maar nu geldt weer wat in het begin van het seizoen gold: er staan straks elf Adelaars op het veld die vechten voor hun laatste kans op wat roem in het voetbal. Zovelen nog nooit iets betekend in de eredivisie. Nu is het er: de grote uitdaging. Als zoiets lonkt, kan vermoeidheid geen rol meer spelen. Dan is er slechts honger. Daarom praat Stegeman niet alleen over ze als hij we bedoelt, maar ook over ‘nog vier wedstrijden’. Dan slaan WE de weg in naar boven.

Vorig artikelDe rood-gele column van Gerard Somer – week 18
Volgend artikelHet Deventer Voetbal overzicht
Robert Heukels
Robert Heukels (1969) werd geboren in het St. Jozef ziekenhuis, bijna op de middenstip van de Adelaarshorst. Zijn oma breide jarenlang sjaals in de kleuren van juweel. Vanaf 1992 zette hij zich in voor de club, met als hoogtepunt de functie van teammanager onder Foeke Booy en Dennis Demmers. Voormalig hoofdredacteur en momenteel schrijft Robert boeken over voetbal zoals, de in mei uitgekomen, biografie van Louis van Gaal.